Nieuwe website


NIEUWE WEBSITE Vanaf juni 2016 heb ik een nieuwe website waarop u over mijn literaire activiteiten kunt lezen. Er staat informatie op over mijn bundels, mijn roman en mijn publicaties in literaire tijdschriften. Ook staat er een aantal gedichten en zeer korte verhalen op deze website, die u kunt vinden achter deze link. Op deze blog zal ik nog regelmatig nieuwe gedichten en verhaaltjes neerzetten. De titel van de blog heb ik gewijzigd om verwarring met mijn nieuwe website te voorkomen.

dinsdag 15 oktober 2013

Meehelpen

Meehelpen

Vandaag kwam ik hem weer tegen. Een stevige vijftiger met zwart haar, bolle buik en bruine kop. Vorige week vertelde hij mij dat zijn schoonmoeder helemaal verkankerd was en er niets meer aan te doen was. Ze ging nu versterven. Ik toonde mijn medeleven.
Vandaag vroeg ik hem hoe het ging.
‘Niks meer,’ ze hij, ‘we zitten dag en nacht aan haar sterfbed.’
‘Wat een nare tijd,’ zei ik.
‘Ach, hoort bij het leven.’
Hij veegde met de rug van zijn hand zijn mond af.
Hij kwam wat dichter bij me staan en zei: ’Maar het ergste mot nog kommen.’
‘Wat dan?’ vroeg ik.
Hij zuchtte.
‘Ik mot de kist dragen en hem in het vuur douwen. Da’s nieuw
tegenwoordig, je mag meehelpen.’
Hij zette zijn borst vooruit.
‘Ze hebben me gevraagd en dan ken je natuurlijk geen nee zeggen.’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Dan moet je er maar een beetje afstand van nemen,’zei ik.
Ik zag tranen in zijn ogen en hij sprak: ’Ach, ik heb altijd al vuurtje willen stoken.’

Cilja Zuyderwyk

Oktober 2013

woensdag 6 februari 2013

Nattigheid


Nattigheid

Om tien uur ‘s morgens stapten Derek en Yasamine in de auto en gingen op weg naar Montferland. Johanna had haar adresgegevens naar hen gemaild en Yasamine had ze die ochtend ingetikt in haar iPhone en de route vervolgens bekeken. De Tomtom had het de dag ervoor begeven, precies op het moment dat ze hem zo nodig hadden.
'Dat is geen goed voorteken,' zei Yasamine, die er al haar leven lang een huis-, tuin- en keukenbijgeloof op nahield.
Na Utrecht en Arnhem volgden ze de richting Doetinchem en namen de afslag Didam. Yasamine kreeg het steeds benauwder.
'Waar komen we in hemelsnaam terecht, Derek,'  vroeg ze, 'in welke godvergeten uithoek van Nederland.'
Ze hield niet van het platteland en nog minder van uithoeken waar volgens haar geen donder te beleven viel. Die vrouwen daar! Ze haatte vrouwen die eruit zagen als volgepropte leverworsten, vaalgrijze gezichten hadden en bruine kringen onder de ogen en gekleed gingen in driekwart lichtblauwe polyester regenjas met een idem knoopceintuurtje, waarin ze vooral nooit wilden opvallen. Zo oersaai en typisch Nederlands! Ze gruwde van dit soort beelden.

'Doe nou eens rustig, Mina, maak eens een beetje ruimte in je hoofd voor andere denkbeelden. Niet iedereen wil of kan leven zoals jij. Je bent altijd zo vooringenomen.'
Hij had een sigaret opgestoken en keek uit het autoraam.

'Wat heeft dat kind eigenlijk bezield,' vroeg ze na een korte stilte, 'als jij het begrijpt, ik begrijp er nog steeds helemaal niets van.'
Derek keek naar buiten. Voor zijn ogen trokken bonte kleurschakeringen voorbij,  kleurnuances die hij zo zou kunnen gebruiken in een ontwerp voor nieuwe tapijten. De zon belichtte de toppen van de hoge dennenbomen. Het was stil op de weg, zo uitgestorven als het hier was had hij het in tijden niet meegemaakt.
'Kijk eens om je heen, Yasamine, wat een prachtige natuur. Heerlijk om hier te rijden, wat een rust vergeleken bij ons in Rotterdam.'
'Je wordt oud, Derek,' zei ze, terwijl ze in de autospiegel haar lippen bijwerkte met een zachtroze lipstick. 'Laat ik je dit zeggen, liever met een hoofddoek in Tabriz dan met een permanentje in Zeddam. Ik hou van elegantie, Derek, van schoonheid, van prachtige stoffen en gracieuze gewaden. Mijn god, zo’n verschrikkelijke truttige kleding die de vrouwen hier vaak dragen. Weet je nog toen we naar Maria werden gebracht door die grijze muis die ons uit het kerkje in Dordrecht ophaalde en ons naar, hoe heette dat gat nou schat, bracht. Ik wist niet dat dat soort vrouwen bestond. De hele autorit heb ik naar haar moeten kijken.'
Derek doofde zijn sigaret in het asbakje op het dashboard.
'Iets met een M,' zei Derek, 'maar ik weet het niet meer, ik moest het van jou vergeten.'
Yasamine stak een sigaret op.
'Ach onzin, jij hebt een geheugen als een zeef. Je kon het een paar jaar geleden niet eens meer terugvinden op de kaart. Maar gelukkig viel die Maria mee, die had wel iets, vond je niet?'
'Ja, Maria was een aantrekkelijke vrouw.'
'Aantrekkelijk?' zei Yasamine. Ze zwaaide met haar rode nagels in de lucht alsof ze dat domme idee weg wilde wapperen.
‘Ze was boers, Derek, maar ze had iets krachtigs en levendigs, dat maakte haar mooi.'
'Je hebt gelijk, Mina. Ik moet nu even opletten, we moeten hier ergens afslaan en een zijweggetje in.'
Hij stopte aan de kant van de weg. Ze keken op de iPhone van Yasamine.
'Ik zie alleen maar van die verdomde sparren om me heen,' zei ze.
'Maria aantrekkelijk,' mompelde Yasamine nog hoofdschuddend toen Derek weer optrok.
Na nog wat gekibbel vonden ze uiteindelijk de juiste weg en draaiden ze na tien minuten het pad van De Spickelaer op.
'Oh, wel een prachtig huis,' zei Yasamine, 'maar ik hoor honden.'
'Die zitten binnen,' zei Derek.

Op haar hoge hakken trippelde ze aan de zij van Derek naar de voordeur van het appartement van Johanna. Ze stond al in de deuropening te wachten.
'Kindje,  kindje, hoe heb je dit uit kunnen kiezen. Wat een reis.'
Ze kuste, stapte naar binnen en liep langzaam door alle vertrekken.
'Wel een mooi appartement, hoor. Leuke frisse kleurstellingen, beetje design, hoog Ikeagehalte, maar goed, dat is begrijpelijk. Je weet als eigenaar natuurlijk niet van tevoren hoe de mensen met je spullen zullen omgaan. Waarom heb je trouwens geen kleed voor op die kale tegels aan ons gevraagd. Nou, ja.'  Ze schudde met haar hoofd.
'Oh, je hebt ook een eigen terrasje. Dat is heerlijk in het voorjaar en de zomer. Wat vind jij ervan, Derek?'
'Een hele mooie ruimte, groter dan ik dacht. Leuke slaapkamer en zelfs een piano. Ik kan me voorstellen dat je je hier erg prettig voelt. Je bent altijd al een kind van de natuur en het buitenleven geweest.'
'Ik heb appeltaart voor jullie gebakken,'  zei Johanna, ' van appels uit mijn eigen tuin.'
Haar ouders namen plaats op de bank. Haar vader strekte zijn rug, haar moeder nestelde zich schuivend in de kussens. Johanna sneed forse punten van de taart en legde ze op schoteltjes.
'Wat een heerlijke rust hier,' zei haar vader en nam een grote hap van de appeltaart.
'Lekker hoor,' zei haar moeder met een volle mond.
'Zullen we zometeen nog even de tuin bekijken?' vroeg Johanna.
'Kan dat dan met deze schoenen?' vroeg haar moeder, ze strekte haar benen en toonde de onberispelijke glimmende pumps aan haar dochter.  
'Ik heb wel een paar extra laarzen in de hal staan.'
Als door een wesp gestoken, vroeg haar moeder 'Rubberlaarzen?'
Johanna keek haar met een niet mis te verstane blik aan.
'Het is goed, kindje,'  zei haar moeder ‘ik hoop dat ze niet te groot zijn’.

Cilja Zuyderwyk